Terwijl ik naar links keek om te zien of de bus er aan kwam, keek ik hem recht in de ogen. De vrouw voor hem had ik eerst niet opgemerkt. Het was de combinatie van de twee personen, daar, op dat moment, die me fascineerde. Het leek niet de eerste keer dat ik hen zag.
Eerder die week was ik op een school geweest waar ik in ’t zonneke op een bankje had gezeten, al kijkend naar kleuters die in een zandbak aan het spelen waren. Puur door observatie kom je eigenlijk al veel te weten over kinderen, die kleine mensjes die groeien. Van kind naar volwassene, steeds verder weg van de inner spirit die in ons huist. Regels zullen aangeleerd worden, waarden en normen, ze zullen meer van elkaar vervreemden, elkaar meer veroordelen… Het doet me nadenken en fantaseren over cultuur en opvoeding. Alsof baby’s, peuters en kleuters overal ter wereld 1 volk vormen en dat ze door volwassenen en opvoeding uit elkaar wordt gescheurd.
In de zandbak zag ik een prachtig klein meisje met Afrikaanse roots, voorzichtig zand in een bakje scheppen. Naast haar waren twee kindjes aan het ruzie maken om een schep, terwijl een andere kleuter mijn richting kwam uitgelopen met zijn snottebellen links en rechts zwiepend. Een stuk of vier andere kleuters liepen heel veel toertjes rond de zandbak. Alsof dat het leukste spel ter wereld was – ik weet nog steeds niet wat ze aan het doen waren. Eén kindje met blonde lokjes bleef lekker gezellig naast de juf zitten en bleek niet zo’n zin te hebben om met andere kinderen te spelen. Nog een ander kleutertje met een kleine, paarse joggingbroek was helemaal aan de andere kant aan het ronddolen, in zijn eigen wereld vertoevend.
Het viel me op dat er een kleuterkoppeltje uit de zandbak vluchtte, elkaars handje vasthoudend, naar de andere kant van de speelplaats. Gewoon om met z’n twee te zijn, weg van iedereen. Romeo en Julia. Gelukkig met z’n twee, maar uit elkaar getrokken wanneer de bel gaat en ze naar huis moeten. Elkaar nooit meer tegenkomend omdat hun leven buiten de schoolmuren te anders is. Omdat de ene een nauwelijks te overbruggen voorsprong heeft; een voorrecht. Omdat de ander zonder gegronde reden naar de onderkant van de waterval wordt gestuurd (en dan verveeld in die poel rondzwemt; “en…waarom moest ik hier nu weer komen zwemmen?”). Of. Simpelweg.Omdat de ene ‘Shoukran’ als eerste uiting van dankbaarheid heeft en niet ‘Danku’. Ongelijkheid reeds voor ze geboren waren. Beste vriendjes op school. Misschien zelfs verliefd. Maar andere kansen in het leven. Oneerlijke gang van zaken. Uit elkaar groeiend. Er valt niets van te maken.
De man en de vrouw bij de bus deden me denken aan Romeo en Julia van bij de zandbak. Alsof hun enkele rimpels en scheurtjes in hun ogen me vertelden wat ze hadden meegemaakt, hoe ze tegen hun omgeving hadden moeten opboksen, hoe hen dat verdriet had gedaan, hoe het hen had getekend. Wat me fascineerde was dat door deze rimpels en scheurtjes heen het geluk overheerste. Het geluk bij elkaar te mogen zijn. Toen we de bus opstapten, knikte ik naar hen. Ik kreeg twee brede glimlachen terug, met een mooie fonkeling in de ogen. “Kom, Habibi”. Ze namen elkaars hand vast. Misschien wel naar de andere kant van de wereld. Misschien om gewoon met z’n twee te zijn, weg van iedereen.
Comments