top of page

Glinsterende ogen in de regen.

Negen uur  ’s ochtends. Wandelend door Brussel met één van de mooiste vijfjarige meisjes aan mijn hand, op weg naar een knutselworkshop. Het regent. Zij wil graag de paraplu vasthouden. Ik vind dat goed. Het regent immers niet zo hard en ik moet er van lachen want nu heb ik enkel een lopend parapluutje naast mij. We praten over ditjes en datjes, over wat we zien, wat er gebeurt op straat. Ik houd van de manier hoe kinderen naar deze wereld kijken; de wereld die effectief dezelfde is als waar wij, volwassenen, naar kijken. Maar dan levendiger, met meer fantasie, meer geluk in de kleine dingen, met misschien ook meer tranen om de kleine dingen.


Ze valt. Haar knie doet pijn, traantjes stromen over haar wangen. Ik laat het even zijn. We wandelen verder terwijl zij zachtjes huilt en ik tegen haar praat. Even later is ze het alweer vergeten. Dát. Is dus iets wat wij vergeten zijn of leren verdringen. Eerlijkheid. Puur emoties tonen, gevoelens de vrije loop laten en die communiceren, even alles er uit…en dan, net zo snel als dat het gekomen was, weer verder gaan met een lach. Het is er uit en dat was genoeg. Ik beaam dat vallen niet leuk is en terwijl we de kunstberg opwandelen vertel ik haar dat uiteindelijk iedereen in deze wereld wel eens valt. Zelfs de Koning. Daar giechelt ze om. Daarna krijgen we samen de slappe lach bij de fonteintjes, naast de Koninklijke Bibliotheek, want één fonteintje “beweegt” heel anders dan de andere, alsof het springt. Ze gibbert. Ik vind het ook grappig, maar moet vooral lachen om haar bezig te zien. En maar lachen met die fontein, puur gelukkig wordend van de kleine dingen die ze ziet.


We stappen verder terwijl ik terugdenk aan enkele minuten ervoor. Wanneer we Recyclart passeerden, zagen we drie mannen op de grond slapen. Voor een kind zijn daklozen extra dichtbij. Op hun ooghoogte. En zelfs als dat niet zo zou zijn, zouden ze er nog hun hoofd niet voor wegdraaien, zoals vele volwassenen dat wel doen. Ik zag het kleine parapluutje naar de mannen kijken. Ik zweeg, was ergens benieuwd wat ze ging zeggen toen we verder liepen. Even was het stil. Toen zei ze teleurstellend: “hooo, maar waarom moeten die mensen buiten slapen?” Een waaromvraag had ik niet verwacht. Probeer daar maar eens een goed antwoord op te geven. Omdat het leven oneerlijk is? Omdat het leven soms voor situaties zorgt die je zelf niet in de hand hebt? Omdat niet alle mensen dezelfde kansen krijgen? We praatten er even over en besloten de volgende dag wat eten mee te nemen voor hen.


We lopen voorbij enkele werkmannen en een groot kraan. Het parapluutje stopt even en kijkt helemaal naar boven, naar het kraan in de lucht. Eigenlijk moeten we doorstappen om op tijd te zijn. Maar ik kan het niet laten ook te stoppen en haar blik te volgen. Regendruppels op onze snoeten, meegaand in de bewondering dat ze voor het kraan heeft. Door er voor open te staan ervaar ik het zelf mee. Ik geniet zelfs van de regen. Voor we terug verder wandelen kijken we naar elkaar. Ik glimlach naar haar. En zij naar mij. Ik ben blij dat dit vijfjarig meisje mij de kern van geluk toont. Haar ogen glinsteren.

Comments


bottom of page