Een lach ontwapent.
top of page

Een lach ontwapent.

Het miezert. Zo van die mini druppels vallen uit de lucht. Klein en onschuldig, alsof ze verkondigen je niet te zullen natmaken. Maar dan, vijf minuten later, volledig nat de plaats van bestemming binnengaand.


Het is donderdagochtend. Alle gezichten die naar mij kijken zijn nog half aan het slapen. Ik moet naar de gemeente, zo’n plaats waar iedereen wel eens heen moet maar niemand graag zijn tijd verdoet.


Ik geniet van de diversiteit, van alle verschillende mensen die samen met mij in Brussel wonen. Vrouwen die hun baby’s meehebben, een joodse vrouw met haar kleindochter, enkele stoere mannen, een Marokkaanse vrouw met haar mooie hoofddoek. Ik heb zelf ook mijn Afrikaanse doek aan. Soms vraag ik mij af of mensen me dan anders bekijken. Mijn vriendinnen weten me steeds te vertellen hoe mooi ze dat vinden, maar zou het voor andere mensen een barrière vormen?


Als ik niet oplet interpreteer ik die slapende gezichten al gauw als onvriendelijk. Ik probeer er een spel van te maken en te glimlachen naar de mensen met wie ik oogcontact maak. Ik besef dat niet iedereen de mensen die ‘ie voorbij loopt in de ogen kijkt. Hoeft ook niet. Maar wat het vreemde is, is dat degene die wel kijken naar hun voorbijgangers soms strak of droog kijken. Alsof ze kwaad zijn. Alsof het zo hoort niet te lachen. Waarom doen we het eigenlijk zo? Wanneer zijn we dat kwijtgespeeld? Waar ergens zijn we dat lachen verloren?


Mijn nieuwe voornemen om te lachen naar mensen die ik zie maakt me gelukkig want meestal lachen mensen terug. Hoe bevrijdend, omarmend, muurafbrekend, veilig en samenhorend dat kan voelen. En hoe ik op die manier ook zelf lachjes terug krijg. Een mens wordt zoveel mooier als ‘ie lacht. En een onbekende voelt ineens minder onbekend.


Onlangs ontmoette ik een fijn twaalfjarig meisje dat in Denemarken had geleefd. Ze vertelde mij dat sommige mensen in de straten van Kopenhagen ‘Sweet & Sour’ speelde. Ze waaien op straat naar andere mensen. Wie terugwuift, was ‘sweet’, wie dat niet deed ‘sour’. Nu woonde ze in Brussel en vond ze het opmerkelijk dat mensen het hier niet als ‘sweet’ zagen als je wuifde, maar eerder als ‘crazy’.


Lang wachten. Een kindje loopt voorbij. Blijft even staan en kijkt naar mij. Ik kijk haar serieus aan. Ze blijft kijken. Dan lach ik plots. Ze verschiet, maar lacht breed terug en rent dan verder door de zaal.

Ik kijk naar een vrouw die erg mooi is, maar er moe uit ziet. Het leven heeft haar hard aangepakt. Haar huid is verzakt, ze heeft enorme wallen, haar rimpels zijn fel en ze heeft enkele littekens op haar gezicht… Het heeft deze vrouw niet meegezeten.

Ik kijk naar haar en lach. Ze twijfelt even, maar lacht dan stilletjes en verlegen, alsof het niet mag, terug. Een lach waar verdriet doorschijnt. Maar ook een lach van hoop en van dankbaarheid.

bottom of page